De redelijke termijn voor verborgen gebreken: the saga continues

De burgerlijke aansprakelijkheid voor verborgen gebreken staat al lang niet meer ter betwisting. De voorwaarden om zich hierop te beroepen blijven evenwel voor beroering zorgen. Dit is des te meer het geval voor de van toepassing zijnde proceduretermijn: “de redelijke termijn”.
1.Algemeen
Na definitieve oplevering van de werken kan een aannemer enerzijds nog aansprakelijk worden gesteld voor stabiliteitsbedreigende gebreken in toepassing van artikel 1792 BW en 2270 BW (klassieke tienjarige aansprakelijkheid, doch anderzijds ook voor die gebreken dewelke ten tijde van de oplevering niet zichtbaar waren en aldus verborgen waren (de aansprakelijkheid voor lichte verborgen gebreken)
Voor het instellen van een vordering op grond van verborgen gebreken moet er rekening gehouden worden met twee onderscheiden termijnen:
1. De waarborgtermijn: Dit betreft de termijn waarbinnen de aannemer aansprakelijk blijft voor lichte verborgen gebreken. Deze termijn betreft de facto de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van tien jaar vanaf de aanvaarding van de werken. (Art. 2262bis, §1 oud BW)
2 De proceduretermijn: Dit betreft de termijn na ontdekking van het gebrek waarbinnen de vordering in rechte moet worden gesteld. Een eenduidige wettelijke bepaling omtrent de duurtijd van deze termijn bestaat evenwel niet. Het Hof van Cassatie spreekt in haar rechtspraak over “een redelijke termijn” die aanvangt vanaf de kennisname van het gebrek. Of een termijn redelijk is en wanneer er kennisname van een gebrek is betreft een feitelijke beoordeling door de rechter.
Bij gebrek aan eenduidige bepaling geeft de concrete invulling van deze termijn dan ook veelvuldig aanleiding tot discussie met diverse rechtspraak tot gevolg.
2.Toekomst
Bovenvermelde discussie en rechtsonzekerheid zijn ook de wetgever niet ontgaan.
In het kader van het wetsvoorstel houdende invoeging van Boek 7 “Bijzondere contracten” in het Burgerlijk Wetboek tracht de wetgever hieromtrent een eenvormigheid in de vigerende rechtspraak te brengen. Het thans voorliggende wetsvoorstel vermeldt drie termijnen:
1. een conformiteitstermijn van 10 jaar vanaf de aanvaarding, gedurende dewelke de aannemer dient in te staan voor conformiteitsgebreken (art. 7.4.17),
2. een kennisgevings - of reactietermijn, die opnieuw een redelijke termijn uitmaakt, waarbinnen de opdrachtgever het conformiteitsgebrek na ontdekking moet melden aan de aannemer (art. 7.4.18). De kernregel blijft aldus behouden in die zin dat wanneer de opdrachtgever een conformiteitsgebrek vaststelt, hij de opdrachtnemer hiervan binnen een redelijke termijn op de hoogte dient te brengen.
3. een procedure-/verjaringstermijn: Dit betreft een termijn van 2 jaar dewelke aanvangt vanaf de kennisgeving van het gebrek. Deze termijn kan echter vroegste 2 jaar na de oplevering van de opdracht eindigen (art. 7.4.19). Dit betreft de termijn waarbinnen de vordering in rechte dient te worden gesteld
Het is nu afwachten of dit voorstel ook finaal wordt goedgekeurd.
Heeft u hieromtrent nog vragen? Aarzel dan niet om ons te contacteren
Dieter Torfs
Adlex Advocaten & Bemiddelaars
Dieter.torfs@adlex.be