Wat met schade ingevolge een gebrekkige boormachine?

Elke aannemer maakt bij de uitvoering van werken niet alleen gebruik van bouwmaterialen maar ook van hulpmiddelen zoals werktuigen of machines.

Wie is echter verantwoordelijk voor schade die voortvloeit uit een gebrek in een werktuig of machine?

  • Oud Burgerlijk Wetboek

Het oude burgerlijke wetboek (artikel 1384 eerste lid) voorzag in een regeling waarbij de bewaarder van een zaak buitencontractueel aansprakelijk kon gesteld worden voor schade dewelke werd veroorzaakt aan derden ingevolge een gebrek in de zaak.

In dit artikel kon evenwel niet expliciet gelezen worden dat dit ook het geval zou zijn wanneer het niet nakomen van een contractuele verbintenis of een schade te wijten was aan een gebrek in de zaak waarvan de schuldenaar van die verbintenis zich bediende.

Deze hiaat in de wetgeving leidde in rechtsleer en rechtspraak tot verschillende zienswijzen waardoor er sprake was van een grote rechtsonzekerheid.

 

  • Nieuw Burgerlijk Wetboek

Het nieuwe verbintenissenrecht, hetgeen in werking is getreden op 01.01.2023, is evenwel tegemoet gekomen aan de nood tot zekerheid.

In artikel 5.230 van het nieuw Burgerlijk Wetboek werd immers voorzien in de volgende regeling:

“Indien de niet-nakoming van een verbintenis te wijten is aan het gebruik van een gebrekkig voorwerp, is deze niet-nakoming de schuldenaar toerekenbaar, behoudens overmacht.”

Deze ogenschijnlijk eenvoudig bepaling heeft evenwel voor veel beroering gezorgd binnen de rechtsleer. In de memorie van toelichting bij dit artikel werd immers gesteld dat er resultaatsverbintenis rust op de schuldenaar, in casu de aannemer, wanneer deze gebruik maakt van een gebrekkig voorwerp bij de uitvoering van zijn opdracht. De aannemer dient aldus ten allen tijde het resultaat van de werken te garanderen. Waar dit in se niets nieuws is, dient één en ander toch genuanceerd te worden. Bij aanneming van werk lijkt deze bepaling dan ook zowel betrekking te kunnen hebben op werktuigen als op bouwmateriaal.

Bovenvermeld artikel heeft in eerste instantie betrekking op gebrekkige voorwerpen. Dit kunnen zowel lichamelijke (zintuiglijk waarneembaar bv. Boorhamer) als onlichamelijke voorwerpen (niet zintuigelijk waarneembaar bv. Huurrecht) zijn.

Daarnaast is essentieel dat het gebrek zich voordoet in het voorwerp. Wat exact aanzien dient te worden als zijnde een gebrek werd evenwel niet bepaald. Op heden is het onduidelijk hoe dit begrip ingevuld zal worden. Er kan gedacht worden aan een gelijkaardige invulling, zoals het eerder reeds genoemde artikel 1384 Oud Burgerlijk Wetboek hetgeen als gebrekkig aanziet elk voorwerp dat een abnormaal kenmerk vertoont dat schade aan derden kan veroorzaken.

Tot slot dient wordt er in het artikel evenmin bepaald wanneer er sprake is van een gebruik van een voorwerp. Nochtans is een gebruik dat aanleiding gaf tot het niet nakomen van een verbintenis een essentieel gegeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een dakisolatie dewelke onder invloed van weersomstandigheden uitzet. Wanneer de isolatie niet gebrekkig is, maar de aannemer de isolatie verkeerd gebruikt geldt artikel 5.230 niet.

Alleen wanneer er sprake is van overmacht in hoofde van de schuldenaar is deze niet aansprakelijk voor een eventuele schade. Het al dan niet aanwezig zijn van overmacht dient te worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van de zaak zoals de mogelijkheid om het gebrek te ontdekken, de ervaring of kennis van de schuldenaar.

Het lijkt er aldus op dat overmacht in het kader van dit artikel een afwijkende, soepeler, inhoud heeft ten aanzien van de gemeenrechtelijke definitie waarbij overmacht omschreven wordt als zijnde een ontoerekenbare onmogelijkheid om verbintenis na te komen; rekening houdend met onvoorzienbaar en onvermijdbaar karakter van het beletsel tot nakoming. De rechtspraak zal evenwel duidelijk maken welke invulling hieraan gegeven dient te worden.mailto:dieter.torfs@adlex.be

Op basis van hetgeen hierboven reeds werd aangehaald blijkt dat er nog een aanzienlijke mate van onzekerheid bestaat daarom moet er gewezen worden op het feit dat artikel 5.230 van aanvullend recht is. Dit impliceert dat partijen in hun overeenkomst zelf kunnen bepalen wat aanzien wordt als overmacht of als gebruik van een voorwerp.

  • Besluit

We kunnen besluiten dat, waar het nieuwe verbintenissenrecht een hiaat in de wetgeving heeft weggewerkt, er alleszins nog vele vragen bestaan omtrent de concrete invulling van dit nieuwe artikel.

Wij kunnen enkel maar adviseren om pro actief elke discussie te vermijden en thans in uw (onder)aannemingsovereenkomsten de nodige aandacht te besteden aan de formulering van bovenvermelde begrippen. De basisregel is immers nog altijd dat u als aannemer dient te werkt met goed functioneren materiaal en dat het gebruik van een gebrekkige boorhamer of graafmachine uw aansprakelijkheid in het gedrang kan brengen.

Heeft u dienaangaande nog vragen? Aarzel dan niet om ons te contacteren.

Dieter Torfs
Adlex Advocaten & Bemiddelaars
dieter.torfs@adlex.be